Een Cursus
In Wonderen

Geautoriseerde Online Editie
Werkboek

LES 181

Ik vertrouw mijn broeders, zij zijn één met mij.

1. 1Vertrouwen in je broeders is essentieel voor het funderen en stutten van je geloof in jouw vermogen om twijfel en gebrek aan onwankelbaar zelfvertrouwen te boven te komen. 2Wanneer je een broeder aanvalt, verklaar je dat hij beperkt wordt door wat jij in hem hebt gezien. 3Je ziet niet aan zijn fouten voorbij. 4Ze worden eerder vergroot en daardoor tot een belemmering voor jouw gewaarzijn van het Zelf dat voorbij je eigen vergissingen ligt, en voorbij zowel zijn als jouw ogenschijnlijke zonden.

2. 1Waarneming heeft een focus. 2Dat geeft consistentie aan wat je ziet. 3Verander slechts deze focus en wat je ziet verandert dienovereenkomstig. 4Je visie zal nu verschuiven om steun te geven aan de intentie die in de plaats is gekomen van degene die je eerder koesterde. 5Haal jouw focus op je broeders zonden weg en je beleeft de vrede die voortvloeit uit het geloof in zondeloosheid. 6Dit geloof ontleent zijn enige zekere ondersteuning aan datgene wat jij in anderen achter hun zonden ziet. 7Want hun vergissingen zijn, als jij je erop focust, getuigen van zonden in jou. 8En je zult hun aanblik niet overstijgen en de zondeloosheid zien die erachter ligt.

3. 1Daarom laten we bij het oefenen vandaag eerst al zulk onbeduidend ge-focus plaatsmaken voor onze grote behoefte om onze zondeloosheid zichtbaar te laten worden. 2We laten onze denkgeest weten dat het dit en dit alleen is wat we zoeken, voor even maar. 3We bekommeren ons niet om onze toekomstige doelen. 4En wat we een moment eerder zagen is in deze tijdsspanne, waarin we ons oefenen in het veranderen van onze intentie, voor ons van geen belang. 5We zoeken naar onschuld en niets anders. 6We zoeken ernaar zonder dat ons iets anders bezighoudt dan het nu.

4. 1Je verstriktheid in je vroegere en toekomstige doelen is een ernstige bedreiging voor je welslagen geweest. 2Je werd geheel in beslag genomen door hoe extreem de doelen die deze cursus voorstaat, verschillen van die welke jij er vroeger opna gehouden hebt. 3En je bent ook ontmoedigd door de deprimerende en beperkende gedachte dat, zelfs al zou je slagen, je onvermijdelijk de weg weer kwijt zult raken.

5. 1Hoe zou dit van belang kunnen zijn? 2Want het verleden is voorbij, de toekomst niets dan inbeelding. 3Deze bekommernissen zijn slechts een verdediging tegen een verandering nú van de focus in je waarneming. 4Niets meer. 5We leggen deze zinloze beperkingen een tijdje opzij. 6We kijken niet naar vroegere overtuigingen, en we worden nu niet in beslag genomen door wat we zúllen gaan geloven. 7We beginnen de oefentijd met maar één intentie: kijken naar de zondeloosheid vanbinnen.

6. 1We begrijpen dat we dit doel kwijt zijn als enige vorm van woede onze weg verspert. 2En moeten we aan de zonden van een broeder denken, dan zal onze vernauwde focus ons zicht beperken en onze blik op onze eigen vergissingen richten, die we zullen opblazen en onze ‘zonden’ zullen noemen. 3Dus, mochten zulke belemmeringen zich voordoen, dan zullen we daar enige tijd, zonder aandacht voor verleden of toekomst, bovenuit stijgen met de instructie aan onze denkgeest om zijn focus te veranderen, terwijl we zeggen:

4Dit is niet wat ik wil zien.
5Ik vertrouw mijn broeders, zij zijn één met mij.

7. 1En we zullen deze gedachte ook benutten om de hele dag door veilig te zijn. 2We zoeken niet naar doelen op lange termijn. 3Telkens wanneer een hindernis de visie van onze zondeloosheid lijkt te belemmeren, zoeken we slechts naar een moment van onderbreking van de ellende die onze focus op zonde ons brengt en, als die niet gecorrigeerd wordt, zal blijven geven.

8. 1Ook vragen we niet om fantasieën. 2Want wat we proberen te zien is er werkelijk. 3En waar we onze focus nu voorbij vergissingen richten, zullen we een volkomen zondeloze wereld zien. 4Wanneer dit alles is wat we verlangen te zien, wanneer dit alles is wat we zoeken in de naam van werkelijke waarneming, dan zijn de ogen van Christus onvermijdelijk de onze. 5En de Liefde die Hij voor ons voelt, zal eveneens de onze zijn. 6Dit zal het enige worden dat we in de wereld en onszelf weerspiegeld zien.

9. 1De wereld die eens onze zonden verkondigde, wordt het bewijs dat we zondeloos zijn. 2En onze liefde voor ieder die we zien getuigt dat wij ons het heilige Zelf herinneren dat geen zonde kent en zich nooit iets zou kunnen indenken dat niet Zijn zondeloosheid deelt. 3Deze herinnering zoeken we wanneer we onze aandacht vandaag op onze oefening richten. 4We kijken noch vooruit, noch achterom. 5We kijken recht in het heden. 6En we schenken ons vertrouwen aan de ervaring waar we nu om vragen. 7Onze zondeloosheid is slechts de Wil van God. 8Dit ogenblik is ons willen één met het Zijne.