Een Cursus
In Wonderen

Geautoriseerde Online Editie
Werkboek

LES 156

Ik ga met God in volmaakte heiligheid.

1. 1Het idee van vandaag stelt slechts de eenvoudige waarheid vast die de gedachte aan zonde onmogelijk maakt. 2Het belooft dat schuld geen oorzaak heeft, en daarom niet bestaat. 3Dit volgt stellig uit de basisgedachte die in het tekstboek zo vaak wordt vermeld: ideeën verlaten niet hun bron. 4Als dit waar is, hoe kun jij dan los van God staan? 5Hoe zou jij, alleen en gescheiden van jouw Bron, door de wereld kunnen gaan?

2. 1We zijn niet inconsequent in de gedachten die we in ons leerplan presenteren. 2De waarheid moet door en door waar zijn, wil ze waar zijn. 3Ze kan zichzelf niet tegenspreken, noch in bepaalde delen onzeker en in andere zeker zijn. 4Jij kunt niet los van God door de wereld gaan, omdat jij zonder Hem niet kunt bestaan. 5Hij is dat wat jouw leven is. 6Waar jij bent, is Hij. 7Er is één leven. 8Dat leven deel jij met Hem. 9Niets kan losstaan van Hem en desondanks leven.

3. 1Maar waar Hij is, moet zowel heiligheid als leven zijn. 2Er is geen eigenschap van Hem die niet wordt gedeeld door alles wat leeft. 3Wat leeft is heilig zoals Hijzelf, want wat Zijn leven deelt, maakt deel uit van Heiligheid en kan net zomin zondig zijn als de zon kan besluiten van ijs te zijn, de zee kan kiezen los van water te bestaan, of het gras te groeien met zijn wortels zwevend in de lucht.

4. 1Er is een licht in jou dat niet kan doven, waarvan de aanwezigheid zo heilig is dat de wereld wordt geheiligd vanwege jou. 2Al wat leeft brengt jou geschenken en legt ze in dankbaarheid en vreugde aan je voeten neer. 3De geur van bloemen is hun geschenk aan jou. 4De golven buigen zich voor je, en de bomen strekken hun armen uit om je tegen de hitte te beschutten en leggen hun bladeren vóór je op de grond opdat je op een zacht tapijt zult wandelen, terwijl de wind zakt tot een gefluister rond jouw heilig hoofd.

5. 1Het licht in jou is wat het universum verlangt te zien. 2Alle levende wezens zijn stil in jouw aanwezigheid, want ze herkennen Wie jou vergezelt. 3Het licht dat jij draagt is dat van hen. 4En zo zien ze in jou hun eigen heiligheid, en groeten jou als verlosser en als God. 5Aanvaard hun verering, want die is verschuldigd aan de Heiligheid Zelf die jou vergezelt, terwijl Ze in Haar milde licht alle wezens tot Haar gelijkenis en Haar zuiverheid transformeert.

6. 1Dit is de manier waarop verlossing werkt. 2Als jij een stap terugdoet, treedt het licht in jou naar voren en omgeeft de wereld. 3Het kondigt niet het eind van zonde aan in straf en dood. 4Zonde verdwijnt in lichtheid en gelach, omdat haar grillige absurditeit wordt gezien. 5Het is een dwaze gedachte, een onnozele droom, niet beangstigend, lachwekkend misschien, maar wie wil ook maar een moment verspillen aan zo’n zinloze gril terwijl hij God Zelf benadert?

7. 1Toch heb jij aan precies deze dwaze gedachte vele, vele jaren verspild. 2Het verleden met al zijn fantasieën is voorbij. 3Ze houden je niet langer gebonden. 4De nadering tot God is nabij. 5En in de kleine tussenpoos van twijfel die nog rest, verlies jij misschien je Metgezel uit het oog en verwar je Hem met de zinloze, oeroude droom die nu voorbij is.

8. 1‘Wie vergezelt mij?’ 2Deze vraag moet duizend keer per dag worden gesteld, tot zekerheid een eind aan twijfel heeft gemaakt en vrede tot stand heeft gebracht. 3Laat vandaag twijfel ophouden. 4God spreekt voor jou en geeft met deze woorden antwoord op jouw vraag:

5Ik ga met God in volmaakte heiligheid. 6Ik verlicht de wereld, ik verlicht mijn denkgeest en alle denkgeesten die God als één met mij geschapen heeft.